wave

Filtere deine Suche

Bestuiving door bijen

Planten concurreren met elkaar; ze willen allemaal worden bestoven want alleen zo kunnen ze zich voortplanten. De zintuigen van de bij zijn zo ingericht dat ze signalen die door bloemen worden uitgezonden kunnen ontvangen. Enerzijds door hun kleur en anderzijds door hun geur. Bijen kunnen namelijk kleuren zien. Zij vliegen bij voorkeur naar de kleuren geel en blauw. Rood kunnen ze niet zien. Zo zien ze bijvoorbeeld de klaproos als een donkere vlek. Bijen kunnen echter wel ultraviolet licht zien, en bloeiende planten ‘weten’ dit en hebben daartoe pigmenten die ultraviolet licht reflecteren. Dit betekent dat de bijen weten waar ze de nectarbronnen kunnen vinden en dus wat de optimale plekken zijn om te landen. Het is fascinerend om te weten dat bijen alleen kleuren kunnen zien tot een maximale vliegsnelheid van 5 km/u. Bij hogere snelheden zien ze hun omgeving in zwart-wit.

Bijen ruiken met hun antennes. Dankzij de mobiliteit van de antennes kunnen ze ook ruimtelijk ruiken waardoor ze weten uit welke richting de geur komt zodat ze recht op de bloeiende plant af kunnen gaan om deze te bestuiven en nectar te verzamelen.

Zo verenigen de mannelijke stuifmeelkorrel zich met de vrouwelijke eicellen zodat ze zaden in de bloem kunnen vormen. Het is het fundamentele proces van bestuiving waardoor het voortbestaan van de plant wordt gegarandeerd. Ondertussen blijven de meeste stuifmeelkorrels als ‘broek’ aan de achterpoten van de bijen hangen om later in de bijenkorf als waardevol voedingsmiddel te kunnen worden gebruikt.

Een bij bezoekt ongeveer 100 bloemen per foerageervlucht. Dit doet hij met een snelheid van maximaal 30 kilometer per uur. Met tien foerageervluchten per dag komt dit neer op 1.000 bloemen. Bijen kunnen evenwel 40 vluchten of meer per dag uitvoeren. Als 20.000 bijen uit een bijenkorf meerdere keren per dag uitvliegen kunnen ze 20 miljoen bloemen of meer per dag bestuiven.

Wanneer een bij een rijke voedselbron vindt, deelt deze informatie met zijn collega-bijen. Het eerste wat hij dan doen is het uitvoeren van verschillende dansen (rondgaand en waggelend) om andere bijen de weg te wijzen.

Bijen zijn loyaal aan bloemen. Ze blijven trouw aan een productieve plantensoort tot deze stopt met bloeien. Bijen zijn ook loyaal aan locaties. Ze leiden andere bijen uit hun gemeenschap naar de betreffende voedselbronnen, dat doen ze onder anderen door te dansen. Deze continuïteit heeft enorme voordelen aangezien het ervoor zorgt dat stuifmeel wordt afgezet bij dezelfde plantensoort en de bloei in een bepaald gebied optimaal wordt gebruikt. Dit vereenvoudigt ook het werk van de imker. Hij of zij kan, afhankelijk van de beschikbare bloemen, de locatie van de kasten veranderen zodat de bijen hun werk altijd onder de beste voorwaarden kunnen doen en hun honing maken van zo weinig mogelijk verschillende bloemenbronnen. De bij geeft de globale richting naar de plaats van het voedsel aan door op een bepaalde manier ten opzichte van de stand van de zon te dansen.