wave

Filtere deine Suche

De bijengemeenschap

100.000 samengestelde ogen, 200.000 vleugels en 300.000 pootjes. Tijdens het hoogseizoen in de vroege zomer bestaat een kolonie honingbijen in een bijenkorf uit maximaal 50.000 ‘burgers’. Wat op het eerste oog een grote puinhoop lijkt is in werkelijkheid een goed georganiseerde superorganisme. Alle leden van de gemeenschap – koningin, werkbij of dar – streven hetzelfde doel na: het voortbestaan van de kolonie en zijn nakomelingen. Om dit doel te bereiken zijn de honingbijen onderverdeeld in duidelijk onderscheiden werkzaamheden.

Koningin

Elke kolonie heeft altijd slechts één koningin. Ze leeft maximaal vijf jaar en is in die tijd de enige die voor nakomelingen zorgt. Ze stuurt haar medebewoners in de bijenkorf aan met een fysiologische drug; de koninginnenstof. Net als de werkbijen, is de koningin in eerste instantie ontstaan uit een bevruchte eicel. Gedurende het gehele stadium van larf worden zij door verpleegkundige bijen in een koninklijke cel gehouden en gevoed met een dieet; de voedzame royal jelly ofwel koninginnengelei.

Als de koningin na ongeveer 16 dagen voor het eerst in actie komt gebruikt ze haar angel voor de eerste en laatste keer; dat doet ze om haar rivalen te doden – een gemeenschap kan slechts één koningin hebben. Dan gaat ze op een soort bruidsvlucht met de darren en neemt eenmalig tot wel 10 miljoen zaadcellen op in haar spermatheca. Daarna legt ze tot 2.000 bevruchte en onbevruchte eitjes per dag in de daarvoor bestemde broedcellen; tot wel 200.000 eitjes per seizoen. Uit de bevruchte eitjes komen de werkbijen en de nieuwe koningin, de onbevruchte eitjes leveren darren op.

Naast het leggen van eitjes controleert de koningin de gang van zaken in de gemeenschap door middel van feromonen. De stof ondersteunt het leergedrag van de werkbijen en houdt ze bij elkaar (zelfs in een zwerm), het onderdrukt de ontwikkeling van eierstokken en de vorming van nieuwe koninginnen, en trekt darren aan tijdens het broedseizoen.

Elk jaar maakt de koningin maakt plaats voor een opvolgster. Voordat ze met een zwerm van duizenden bijen aan het begin van de zomer de bijenkorf verlaat, legt ze eitjes voor haar gemeenschap in hiertoe voorbereidde koninginnencellen. Hieruit wordt de nieuwe koningin geboren. De zwerm verzamelt zich in een enorme en bruisende tros en zoekt naar een nieuw tehuis. Dit tot grote vreugde van de imker, die de zwerm uit een boom kan halen en in een nieuwe bijenkorf kan huisvesten. Ook de bijen hebben hier voordeel bij want honingbijen kunnen niet zonder behuizing in het wild overleven.

Werkbijen

De meeste bijen in een bijenkorf zijn werkbijen zonder wie de koningin en de darren niet zouden kunnen bestaan. Deze onvruchtbare vrouwelijke werkbijen worden aanvankelijk alleen gevoed met koninginnengelei; in hun verdere leven hebben ze honing, nectar of stuifmeel, en een beetje water nodig.
Na 21 dagen komen de volgroeide werkbijen uit de cel, compleet met giftige angel en kleine weerhaakjes die dienen ter verdediging. Vanaf dat moment kunnen ze hun naam ‘werkbijen’ eer aandoen en werken tot ze erbij neervallen! In de zes weken van hun zomerleven voeren ze, afhankelijk van hun leeftijd, vrijwel alle belangrijke taken uit in de korf; in het rustigere winterseizoen wordt ze ouder.

Een jonge bij blijft maximaal de eerste drie weken van haar leven in de bijenkorf en reinigt de cellen, neemt nectar en stuifmeel van de haalbijen aan, voedt dit aan de oude en de jonge larven, construeert nieuwe honingraat uit was, regelt de temperatuur en de vochtigheid in de bijenkorf, en wordt uiteindelijk bewaker bij de ingang van de korf. Pas in de tweede helft van haar leven is ze voornamelijk haalbij die de omgeving afspeurt naar nectar, stuifmeel en water, en deze voor hen noodzakelijke lekkernijen naar de achterblijvers thuis vervoert.

Darren

De mannelijke bijen hebben een hard leven in de gemeenschap van de honingbijen, en niet alleen omdat ze aanzienlijk in de minderheid zijn. Nadat ze in het voorjaar uit de onbevruchte eitjes zijn gekomen, bestaat de enige missie van de darren uit het bevruchten van de koningin. Aanvankelijk kunnen ze hun gemak ervan nemen, maar in mei, als de angelloze dar geslachtsrijp is, komt daar een einde aan.

Dan moet de dar in de zogenoemde darrenverzamelplaatsen voortdurend de concurrentieslag aan met duizenden andere mannetjes om met een koningin op haar bruidsvlucht te mogen paren. Als hij slaagt verbruikt hij zijn al zijn sperma en sterft. In de zomer, aan het eind van de bijenjaar komen de niet succesvolle darren in een sociaal isolement terecht. De werkbijen weigeren hen voedsel te geven, verbannen hen, of verhinderen hun terugkeer in de gemeenschap.

Bijenkorf en de constructie van honingraat

Een bijenkorf is een waar kunstwerk en het huis de honingbijen. Ze worden tegenwoordig nog slechts zelden in het wild aangetroffen – zoals in holle bomen. Over het algemeen zorgen imkers voor de huisvesting van bijenvolken; die huisvesting wordt ook wel bijenkorf genoemd. Een bijenkorf bestaat uit maximaal vijf op elkaar gestapelde dozen (frames) van hout of plastic waarin uitneembare houten kozijnen worden geplaatst die als basis dienen voor honingraatstructuur. De in- en uitgang bevindt zich onderaan. Het deksel aan de bovenkant kan worden verwijderd.

De werkbijen construeren vervolgens onafhankelijk van elkaar van boven naar beneden een honingraat in de houten kozijnen met in hun lichamen geproduceerde bijenwas. De kleine uitgescheiden wasschubjes worden in de mond gekneed en gemengd met een vocht van hun klieren. Met op deze manier voorbewerkte was wordt het honingraat vervolgens naadloos uitgebreid.

Er zijn ongeveer 125.000 wasschubjes nodig voor 100 gram bijenwas. Die hoeveelheid is genoeg voor ongeveer 8.000 cellen waarin de bijen stuifmeel en honing opslaan en larven laten opgroeien.

Dit geometrische en architectonische wonder is niet alleen voer voor wiskundigen. Om te beginnen zijn de cellen cirkelvormig of cilindrisch. Door de warmte van de bijen zelf worden de cellen warm en elastisch en nemen op de meest economische en efficiënte vorm aan vanuit een energietechnisch oogpunt: de zeshoek.

De voltooide zeshoeken hebben cellen met een gelijkmatige wanddikte van slechts 0,07 millimeter en liggen altijd tussen de 8 en 10 mm uit elkaar.

De jonge bijen groeien op in het centrum van de bijenkorf. Als de larven oud genoeg zijn worden de broedcellen afgedekt met een deksel van was. Het stuifmeel wordt opgeslagen in de honingraatcellen naast en onder de broedcel; deze cellen worden niet afgedekt. Bovenin wordt de honing opgeslagen in de honingraat; deze cellen worden wel afgedekt.

Gedurende het grootste deel van het jaar bevindt de temperatuur in de bijenkorf zich op een optimale temperatuur van 35 °Celsius. De dichtheid van insecten in een gesloten ruimte creëert ideale omstandigheden voor de verspreiding van ziektes. Maar de bijen zijn hier goed op voorbereid. Ze maken cement (propolis) van boomhars en stuifmeel en gebruiken dat voor het afdichten van kleine gaten, spleten en kieren, waardoor ongedierte wordt geweerd of gedood. De binnenkant van het broedcellen is ook met een dun laagje propolis bedekt. Als het te warm wordt in het nest, creëren de bijen bij de ingang een verkoelende luchtstroom met behulp van vleugelbewegingen. De koeling wordt versterkt door de verdamping van water wat wordt aangeleverd door de haalbijen. Als het te koud wordt in het nest de verhogen de bijen (warmtebijen) de temperatuur in lege cellen tussen de broedcellen met behulp spiertrillingen.

Het bijenjaar

Een honingbij volgt een vaste volgorde van handelen, afhankelijk van de locatie en het weer:

Augustus / september: De verzorging van de winterbroedsel begint. Door het opslaan van vet- en eiwitreserves leven deze bijen langer en zijn ze beter uitgerust om de winter te overleven. De darren worden verdreven van de kolonie.

Oktober – februari: Er vormt zich een cluster tussen verschillende honingraatruimtes. De bijen eten de opgeslagen honing, houden de koningin warm en voeden haar. In de late winter wordt er gezorgd voor nakomelingen. Zodra de buitentemperatuur boven de 10 °C komt vinden de eerste verkenningsvluchten plaats. Als het stuifmeel beschikbaar is worden de nakomelingen grootgebracht.

Maart – april: De langlevende winterbijen worden vervangen door jonge zomerbijen. Als de bijen meer voedsel binnenhalen dan ze gebruiken gaan ze opslagruimtes creëren. Het grootbrengen van de darren vangt aan, en de imker begint met het oogsten van honing.

Mei – juli: De ontwikkeling van het bijenvolk bereikt zijn hoogtepunt. De kolonie creëert koninginnencellen en bereidt zich voor om de gemeenschap op te splitsen in zwermen.